De voeding tijdens de groei

Tijdens de groei is een doelmatige voeding nodig. De behoefte aan voedsel van een hond in de groei is veel groter dan die van een volwassen, uitgegroeid dier.

Er zou geen groot verschil moeten zijn tussen de dagelijkse rantsoenen.




Ze moeten aangepast worden aan:

1. de leeftijd van het dier,

2. het seizoen,

3. de individuele behoefte

3. en ze moeten op vaste uren worden verstrekt.

Een en ander bevordert het functioneren der spijsverteringsorganen en de volledige afbraak der voedingsstoffen, zodat niets uit het lichaam verdwijnt zonder enig nut te hebben afgeworpen.

Vooral een jonge hond zetten we de maaltijd liefst lauwwarm voor. De spijsbrij moet in de maag de lichaamstemperatuur hebben bereikt eer de vertering kan beginnen.

Alle honden hebben de neiging hun eten naar binnen te slokken – het waarom hebben we al eerder uiteengezet. Daarom geven we groenten en dergelijke fijn gesneden, maar vlees in zo groot mogelijke stukken.

Grof gesneden groenten worden door de hond slecht verteerd, grote stukken vlees echter veel vollediger en intensiever dan gemalen vlees of kleine stukjes.

Het vlees geven we bij voorkeur altijd rauw; gekookt vlees kan bij bederf een zeer schadelijke werking hebben, maar bedorven rauw vlees vormt voor honden een grote lekkernij.

Onder normale omstandigheden behoeft zijn drinkbak niet voortdurend gevuld te zijn. Er zijn honden die domweg uit verveling gaan drinken en vooral jonge honden krijgen op die manier vaak veel meer binnen dan goed voor hen is.

Het vochtgehalte van het voedsel is over het algemeen wel zo hoog dat het dier slechts enkele malen per dag water nodig heeft.

Geef hem dit echter nooit onmiddellijk voor of onmiddellijk na de maaltijd; de spijsbrij in de maag wordt dan onevenredig verdund en verteert slecht.

Wanneer de hond wil drinken, weet hij U dat meestal heel goed duidelijk te maken door zijn lege drinkbak aan te blaffen of ermee te klepperen.

De uitwerpselen van de hond moeten week zijn, niet dun of vloeibaar, maar ook niet keihard. Aan de consistentie kunt U zien of het voedsel de juiste samenstelling heeft en of het de hond goed bekomt.

Te harde, geelwit gekleurde uitwerpselen wijzen op teveel botten.

Zwarte ontlasting wijst op een bloedrijke vleesvoeding (hart, long, milt enz).

Groenachtig-zwarte ontlasting op pens.

Slijm in de ontlasting is vaak een aanwijzing voor darmcatarre.

Bij diarree laten we de hond vierentwintig uur volstrekt vasten. Hij mag in die periode slechts schoon water drinken.

Wees niet bang dat hij van de graat valt: de inwendige reiniging die dit vasten ten gevolge heeft, komt hem alleen maar ten goede.


Als basis voor de maaltijd komen in aanmerking

havermout,

niet gepolijste rijst,

oud bruin- en volkorenbrood,

of een goed kant en klaar basisvoeder, vnl. bestaande uit diverse granen.

Aardappelen zijn voor de hond ongeschikt, wat natuurlijk niet wil zeggen dat U Uw hond nooit eens een klein prakje mag geven.

Vis is voor honden een uitstekend en eiwitrijk voedsel, dat bovendien vitamine A bevat.

Onder vlees verstaan we niet alleen spiervlees, maar ook hart, nieren, lever, endeldarm, boekmaag en pens.

Long heeft een geringe voedingswaarde en werkt net als milt sterk laxerend.

Magen en hartjes van kip kunnen ook als voedsel dienst doen.

Vlees geeft U altijd rauw. Gekookt vlees kan al bij gering bederf een schadelijke uitwerking hebben, maar bedorven rauw vlees is voor de hond een lekkernij - want hij is een aaseter.

Vlees geeft U in zo groot mogelijke stukken - groenten in kleine stukjes even gekookt in water of in heet water geflenst. Grof gesneden groenten worden slecht verteerd.

Yoghurt, kwark, karnemelk en af en toe een licht gekookt kippenei zijn een goede aanvulling.

Wanneer U als basis brood gebruikt, hoeft U geen zout aan zijn menu toe te voegen.