Wat is er veranderd in de jaren 1930?

In de jaren 1930 veranderde de voeding van onze honden. Tot dan werden ze gevoed met een soort evolutionair dieet – echt eten en weinig granen. Dit werd in deze periode vervangen door gekookte granen plus vleesbeendermeel en kalksupplementen.

Er zaten geen rauwe, hele dieren inclusief hun botten en organen aan het nieuwe dieet – en vissen, vogels en planten, poep en aarde. Allemaal dingen die honden al miljoenen jaren hebben gegeten.




De dieetverandering vond plaats tijdens de toenmalige crisis. Hondeneigenaren zochten naar goedkope alternatieven voor het verse voedsel dat ze aan hun honden gaven.

Slimme zakenmannen zagen veel geld in de pet food markt. Ze hoefden alleen de etiketten van de voeders voor varkens, kippen en kalveren te veranderen en wat kalk bij de voeders te mengen.

Voor het eerst in de miljoenen jarenlange evolutie werden onze honden beroofd van hun verse, hele voedingsmiddelen.

Ze werden gedwongen om gedroogd voer te eten op basis van granen, vleesmeel en bottenmeel met door de mens gemaakt kalkmeel in plaats van rauwe botten.

Deze dieetverandering viel samen met veranderde opvattingen over lichaamsbeweging.

Deze twee zaken, vooral de dieetverandering, zorgden voor het ideale scenario waarbinnen bepaalde genen zich konden manifesteren in de vorm van skeletafwijkingen.

De moderne hondenvoeders hebben nog steeds dezelfde samenstelling. Aan de andere kant is er nu een grote stapel bewijsmateriaal, waaruit blijkt dat de veranderingen enorme ravage hebben aangericht in de botten en gewrichten van onze honden.

Vooral bij de grotere rassen, die door hun genetische opmaak extra gevoelig zijn voor de dieetverandering en de verandere opvattingen over lichaamsbeweging.

Het nieuwe zetmeeldieet, ontworpen voor de snelle groei en vetmesterij van consumptiedieren versnelde de groei en de gewichtstoename van onze pups.

Het vermogen van de jonge botten om zoveel gewicht te kunnen dragen, bleef achter. Door het zetmeelrijke voer ontstonden afwijkingen in de hormonen, die de bottengroei verder in de war stuurden.

Door de onbalans in de voedingstoffen, te weinig van dit en te veel van dat, en het verlies van beschermende voedingstoffen die alleen in rauwe voedingsmiddelen zitten, werd de ontregeling verergerd. Te veel onnatuurlijke kalk zorgde voor nog meer problemen.

Hier komt nog de extra lichaamsbeweging bij, die de zachte, slecht groeiende botten gedwongen moesten maken. Ze raakten getraumatiseerd en vervormden – de perfecte voorwaarden voor skeletaandoeningen bij jonge honden.

De problemen vielen vooral op in de grotere, sneller groeiende, slechter bespierde, dikkere, slecht gebouwde rassen.

Er zit meer achter HD en ED dan genetica! Als genen de wortel van het kwaad zijn, waarom zijn de pogingen om ze uit te bannen dan mislukt?

Het antwoord is simpel. We zijn er niet in geslaagd om het probleem op te lossen, omdat de genen er nog zijn.

Ondanks de vele jaren van niet fokken met honden, die misvormde botten lieten zien op röntgenfotos en alleen fokken met honden, die redelijk gezonde botten en gewrichten lieten zien, zijn de genen die de problemen veroorzaken, er nog steeds.

Hoe dat kan? Omdat de vraag om welke genen het precies ging, nooit is gesteld.

De genen die weg moeten, zijn bekend. Ze duiken op in de meeste documenten over heup en elleboog dysplasie, maar ze zijn nooit herkend als zodanig.

De genen die de aanleg voor skeletproblemen bij onze jonge honden bepalen, zijn de genen die de code dragen voor de grootte van het dier, de groeisnelheid, kleine spieren, vetzucht en tot slot de genen die de code dragen voor een slechte lichaamsbouw.

Zou het zo eenvoudig kunnen zijn? Ja, zo simpel en zo moeilijk kan het zijn. Het grootste probleem is, dat deze genen ook de codes dragen voor de specifieke eigenschappen van elk ras.

De genen die we willen verwijderen om het bottenprobleem op te lossen zijn precies dezelfde genen die we willen houden!

De meeste genen met een code voor skeletaandoeningen zijn genen die we niet moeten verwijderen, als we willen dat de rassen hun herkenbare vorm en eigenschappen behouden.

Hierdoor wordt elke poging waarbij gebruikt gemaakt wordt van een genetische oplossing, bij voorbaat vruchteloos.

We moeten terug naar de basis van de onderliggende oorzaken van het opdoemen van deze problemen in de jaren 1930. Deze factoren moeten teniet gedaan worden.

De sleutel tot het elimineren van skeletaandoeningen bij onze honden is te vinden bij de voeding en de lichaamsbeweging. Twee factoren, die fokkers en hondenbezitters zelf volledig kunnen controleren.

Onze honden moeten terug naar hun evolutionaire dieet en hun evolutionaire bewegingsregime. Het is van heel belangrijk om moderne voedingsmiddelen te vinden, die qua voedingswaarde gelijkwaardig zijn aan het evolutionaire dieet.

De evolutionaire voeding is gebaseerd op 50 tot 60 procent rauwe vleesbotten, 20 tot 30 procent rauwe, fijngemalen groente en fruit, tien procent orgaanvlees - zonder kalksupplementen. Samen met toevoegingen zoals kelp, lijnzaadolie, levertraan en yoghurt.

De voeding wordt in kleine porties gegeven, zodat de pups langzaam groeien volgens de voorschriften van de natuur. Ze moeten voldoende voeding krijgen om ongeveer 60 tot 70 procent van hun maximale groeisnelheid te kunnen groeien.

Lichaamsbeweging volgens de regels van de evolutie is van levensbelang. Botten die normaal belast worden, groeien normaal. Niet te veel belasting en niet te weinig.

De enige botvriendelijke lichaamsbeweging voor opgroeiende honden is SPELEN - veel spelen. Geen wilde spelletjes, maar spelletjes waarmee de pup ophoudt, als hij moe wordt.

Dat is de enige, toegestane beweging tot de botten volgroeid zijn – zoals voorgeschreven door de natuur, god en de evolutie.

De meeste pups ontwikkelen gezonde, stevige botten met weinig tot geen sporen van heup en elleboog dysplasie, als ze zo opgroeien. Toch zullen er altijd wel een paar zijn, die bottenproblemen krijgen.

De genen van deze pups manifesteren zich op een directe manier, ondanks de voeding en de aangepaste lichaamsbeweging.

Dan is het moment gekomen om dieren die deze genen bij zich dragen, uit te sluiten van de fokkerij.

Moeten er nog röntgenfotos gemaakt worden? Ja! De combinatie van fotos en deugdelijk management vergroot de mogelijkheden om gezonde pups op te kweken en om genen die direct verantwoordelijk zijn voor bottenproblemen, te verwijderen.

Zo blijven de meeste genen die bepalend zijn voor het uiterlijk en de rasgebonden eigenschappen bestaan.

In een notendop: de pup moeten langzaam opgroeien, slank gehouden worden, evolutionaire voeding eten met veel rauwe vleesbotten - zonder onnatuurlijke kalk.

De pup speelt alleen met even grote leeftijdsgenoten tot de botten volgroeid zijn. Zo worden de botten op een normale manier belast en kunnen ze normaal groeien.

Dit zijn de simpele, krachtige gereedschappen, waarmee de skeletten van honden al miljoenen jaren gezond gebleven zijn. Ze maken het mogelijk om de meeste bottenaandoeningen bij opgroeiende honden te voorkomen, ook al zijn er nare genen.

U, fokker, dierenarts en hondenbezitter – zit u op het goede spoor wat betreft de gezonde bottengroei van opgroeiende honden? Denk goed na, voor u de inhoud van dit stuk afdoet als onzin.

Gedetailleerde en educatieve informative over voeding en lichaamsbeweging volgens de evolutionaire principles is te vinden in mijn boek "Grow Your Pup With Bones".

Lees ook wat de pet food industrie over dit onderwerp te melden heeft bij monde van Prof. Dr. Hazewinkel.

Home

Archief


NSH - all meat diet

Botten- en gewrichtsaandoeningen

Prof. Hazewinkel over HD en ED


colostrum